C diploma Zwemsurvival (vanaf juni 2023)

Met zwemkleding en extra kleding: sweater met lange mouwen, lange broek, schoenen en een jas

  1. Te water met een val achterwaarts, waarna de zwemmer 15 seconden rechtop gaat
    water-trappen. Er wordt een bal in het water gegooid op een afstand van ongeveer 2
    meter. De zwemmer zwemt naar de bal en werpt deze naar de dichtstbijzijnde persoon
    op de kant.
  2. Aansluitend wordt een erkende borstslag (voorkeur: schoolslag) over een afstand van
    100 meter gezwommen: rond de 50 meter trekt de zwemmer de jas al zwemmend uit.
    Vervolgens zwemt de zwemmer onder een mat door, klimt op een volgende mat, verlaat
    deze met een rol voorwaarts en zwemt aansluitend een erkende rugslag (voorkeur:
    enkelvoudige rugslag) over een afstand van 75 meter, waarbij de laatste 50 meter een
    bal meegenomen dient te worden (voorkeur: kopgreep).
  3. Bij de kant aangekomen, wordt de bal aan een op de kant staande persoon afgegeven
    en klimt de zwemmer op de kant zonder gebruik te maken van een trap.
  4. Te water met een kopsprong, waarbij de zwemmer geheel onder water dient te gaan.
    Vervolgens oriënteert de zwemmer zich onder water door iets te pakken, aan te raken
    of ergens doorheen te zwemmen. Dit voorwerp bevindt zich op 8 meter van de kant,
    op een minimale diepte van 1,25 meter.
  5. Boven water gekomen vervoert de zwemmer, door middel van een zwemnoodle of
    rescue tube, een medezwemmer als ‘drenkeling’ over een afstand van 15 meter naar
    de kant. De afstand tussen de drenkeling en de redder moet ruim genoeg zijn, zodat ze
    elkaar niet vast kunnen pakken.
  6. De zwemmer laat zich van een boot kiepen (achterwaartse rol), zwemt naar de kant en
    klimt vervolgens via een mat op de kant. De zwemmer pakt een werpzak en gooit deze
    naar een drenkeling en trek deze naar de kant.
  7. De zwemmer springt door een grote band in het water, zwemt onder water naar een
    volgende mat of een platliggend zeil met gat en klimt daarop. Omdat ‘oevers af kunnen
    brokkelen’ beweegt de zwemmer met een rollende techniek over de mat/zeil met gat
    om vervolgens op de kant te klimmen.

In zwemkleding:

  1. Zwem op tempo in een erkende zwemslag een afstand van 25 meter.
  2. Te water met een schredesprong of hurksprong en terugzwemmen naar de kant. Zwem
    vervolgens 50 meter in erkende rugslagen (enkelvoudige rugslag, rugcrawl) en 50 meter
    in erkende borstslagen (schoolslag, borstcrawl), waarvan minimaal 15 meter borstcrawl.
  3. Met een rechtstandige sprong te water en vervolgens over een afstand van 2 meter op
    de rug wrikken in de richting van het hoofd, daarna 2 meter in de richting van de voeten.
    Vervolgens 30 seconden gelijkzijdig watertrappen, 30 seconden ongelijkzijdig water-
    trappen, waarna nog 20 seconden met de benen stil en alleen armenbewegingen.
    Daarna klimt de zwemmer uit het water naar eigen keuze.